A1 – Basisgebruiker
Heeft basiskennis van de taal, is bekend met alledaagse uitdrukkingen en elementaire zinnen over concrete behoeften.
A2 – Basisgebruiker
Bekend met vaak voorkomende uitdrukkingen. Kan communiceren over vertrouwde en alledaagse onderwerpen.
B1 – Onafhankelijk gebruiker
Kan de hoofdpunten begrijpen van alledaagse taal. Kan eigen mening geven en beschrijvingen van ervaringen en gebeurtenissen.
B2 – Onafhankelijk gebruiker
Kan kerngedachten van complexe teksten begrijpen. Kan duidelijke, gedetailleerde tekst produceren. Kan vlot en spontaan communiceren.
C1 – Vaardig gebruiker
Kan een uitgebreide toespraak begrijpen, tv-programma’s en complexe teksten. Kan zichzelf vloeiend en spontaan uitdrukken. Kan gedetailleerde beschrijvingen geven over complexe onderwerpen.
C2 – Vaardig gebruiker
Kan nagenoeg alle gesproken taal gemakkelijk verstaan. Kan zichzelf spontaan, vlot en genuanceerd uitdrukken.