Direct naar artikelinhoud
TaalTon den Boon

Quarantaine heeft zijn naam te danken aan de duur van de vastenperiode

Dankzij het coronavirus is het tot voor kort onbekende woord thuisquarantaine een woordenboekwaardig begrip geworden voor een vorm van quarantaine waarbij je zekere tijd je huis niet mag verlaten. Analoog gevormde woorden als dorps- en hotelquarantaine zijn weliswaar nog niet aangetroffen, maar als het virus in ons taalgebied epidemische vormen aanneemt, kunnen zulke samenstellingen zomaar ingeburgerd raken, zeker als journalisten genoeg krijgen van omslachtige formuleringen als ‘quarantaine op dorpsniveau’. 

Het virus biedt bovendien nieuwe kansen voor het ongebruikelijke werkwoord quarantaineren (in quarantaine plaatsen) en de persoonsaanduiding gequarantaineerde (persoon die in quarantaine zit).

Isolatie van schepen uit verre landen

Als het gaat over coronaquarantaine, betreft het meestal een afzondering van veertien dagen, maar van oorsprong heeft het woord quarantaine betrekking op een periode van veertig dagen. Dit Franse leenwoord, dat rond 1650 onze taal kwam verrijken, is namelijk afgeleid van het Franse telwoord quarante (veertig) en betekent in essentie periode van veertig dagen. 

Het raakte rond 1600 in zwang ter aanduiding van de isolatie van mogelijk besmette personen, zaken of dieren. Dat gebeurde onder invloed van het Venetiaanse woord quarantena (een variant van Italiaans quaranta giorni: veertig dagen). Dat diende sinds de 14de eeuw ter aanduiding van de isolatie van schepen uit verre landen die de haven van Venetië aandeden. Zulke schepen werden – geïnspireerd op de veertigdaagse vastenperiode – veertig dagen geïsoleerd om verspreiding van besmettelijke ziekten te voorkomen.

In de rubriek Taal worden grammaticale geschillen, etymologische enigma’s en andere taaltwijfels voor u opgehelderd door Peter-Arno Coppen en Ton den Boon. Ook een taalvraag? Mail naar p.a.coppen@let.ru.nl of tdb@taalbank.nl.